Is het lek in het ‘woonschip’ gedicht met de vernieuwde woningwet of moet elk schip lokaal nog even op de ‘helling’?
In mijn Essay woningcorporatie of wonencorporatie 15 januari 2015 staat die vraag centraal. Het is een pleidooi om nu ‘door te pakken’ en de woning-corporatie te ‘herpakken’ als een wonen-corporatie met focus op de kerndoelgroep van meest kwetsbare huurders, het formuleren van meetbare en realistische kerndoelen en dat alles per gebied, per wijk.
Vooral van belang op het moment dat huurders en gemeente nieuwe (prestatie)afspraken maken met een woningcorporatie.

Wie kent de verhalen niet van het financiële debacle met een stoomschip van een woningcorporatie in onze grootste havenstad? Of de grootste lekkage aan een ‘woonschip’ ooit omdat een woningcorporatie was gaan beleggen in zogenoemde ‘giftige’ derivaten. Het bleek te gaan om het weglekken van miljarden aan maatschappelijk vermogen in onze volkshuisvesting. Om ons mogelijk gerust te stellen werden deze ‘woonscheepsrampen’ aangeduid met de term ‘incidenten’.
Ze waren aanleiding genoeg voor onze parlementariërs om haar zwaarste onderzoeksinstrument in te zetten. En zo ging in april 2013 de parlementaire enquête Woningcorporaties van start. Inmiddels is de rapportage beschikbaar, heeft de Tweede Kamer haar conclusies getrokken en zijn deze deels verwerkt in de nieuwe tekst voor de Woningwet, in behandeling bij de Eerste Kamer, in te voeren in de loop van 2015.

Over het waarom en de oplossingsrichting bestaat, zo lijkt het, verrassend veel overeenstemming, zowel in de politiek, de media als ook in de sector zelf.
De wijzigingen in de Woningwet die de ‘incidenten’ moeten voorkomen gaan namelijk vooral over meer regels, meer en nog beter toezicht, grenzen stellen, alleen nog werken aan kerntaken en een warm pleidooi voor een andere cultuur.
In ‘scheepstermen': we schrijven de kapitein van het ‘woonschip’ nog meer voor hoe er moet worden gevaren, met welk zeil wel of niet, wanneer het dek moet worden geboend en dat vloeken aan boord toch echt niet kan.
Maar cruciale vragen blijven onbeantwoord. Was de kapitein wel de hoofdschuldige van de schade? Weet de kapitein dan nu wel wat zijn reisdoel is of zijn thuishaven? Past zijn schip wel in die haven? En van wie is dat ‘woonschip’ eigenlijk? Zijn het niet de eigenaren ofwel de reders van het woonschip die eindverantwoordelijk zijn voor het schadeloos kunnen uitvaren van de kapitein? En zijn die reders ook niet degenen die antwoord kunnen geven op vragen over reisdoel, thuishaven en benodigde omvang van het schip? Het antwoord op die vragen blijft nu vervelend in het luchtledige hangen en dat is zeker vervelend omdat dat antwoord, zo wil ik laten zien, nu juist wel het verschil maakt.
Kortom, het werk is nog niet gedaan. Ondanks alle rapporten en een nieuwe Woningwet ten spijt.

Alleen met een volledig beeld van de omvang en impact van de lekkage aan ons ‘woonschip’ kunnen we pas echt goed aan de slag met de vraag hoe het toch komt dat dit woonschip zo lek is en van koers is geraakt, los van zijn thuishaven.
Als we die reden goed weten kunnen we er ten slotte met meer zekerheid voor zorgen dat dit dierbare woonschip weer gaat aankomen en passen in zijn thuishaven omdat de kapitein weer een heldere opdracht heeft van de eigenaren van het schip en enthousiast koers kan zetten en ook bij aankomst weer kan aanmeren omdat zijn woonschip wel weer naast de kade past.
Daarover meer in het Essay woningcorporatie of wonencorporatie 15 januari 2015